U I T E R L I J K

Betreft: De Roodvoorhoofd Kakariki.

Lengte:
28cm. Behoort tot de grotere van de Kakariki-familie.

Kop: De bovenzijde van de vogel is groen tot donkergroen terwijl de buikzijde geelachtig groen is. Het voorhoofd heeft een dieprode streep welke bij deze Roodvoorhoofd Kakariki over de kop doorloopt (tegelijk het verschil met de Geelvoorhoofd Kakariki). Door het (oranjerode met bruinzwarte iris gekleurde) oog en aan de bovenzijde van het oor loopt een eveneens rode streep. Het oog is .

Snavel:
Forse witgrijs gekleurde snavel. De bovensnavel van de man is een stuk breder en langer.

Vleugels: De vleugelbochten en buitenste slagpennen zijn donker- tot turkoois kleurig blauw.

Rug: Donkergroen

Buik:
Kent geen tekening en is lichtgroen.

Stuit:
Roodachtig.

Staart:
De lange en platte staartpennen zijn overwegend groen met hier en daar geel.

En verder: Deze soort kende naast de hoofdspecie tot 1950, 9 ondersoorten. Echter sindsdien zijn 4 hiervan reeds uitgestorven of staan op uitsterven. Omdat u zelden deze informatie ergens zult aantreffen zal ik de resterende 5 soorten toch nog even noemen; de Geelkop-Kakariki, de Chatham-eiland Parkiet, de Kermadic-eiland Parkiet, de Roodoor-Parkiet en de Nieuw-Caledonische Parkiet.
Van de laatste 4 soorten zijn relatief weinig broedresultaten uit volières bekend. De Kermadic-eiland-, Roodoor- en Nieuw-Caledonische Parkiet leven overigens praktisch alleen op de grond, wat een reden kan zijn voor de weinig succesvolle broedsels in gevangenschap.

De pop gaat pas bij het tweede ei het legsel warm houden. Legnood komt vaak voor en dit wordt bij de Kakariki voorkomen door in de wintermaanden de nestkasten weg te halen. Overigens zijn ze in Nieuw Zeeland ook in de sneeuw broedend gesignaleerd.

Van de Roodvoorhoofd-Kakariki zijn inmiddels 2 mutanten bekend. De bonte variant waarvan u een foto hierbij aantreft. En de lutino-variant waarbij alles wat groen was, geel is gekleurd. De rode kenmerken zijn wel rood gebleven.

Meer weten? Zie boekentips...